26.11.2018, 18:19
Gij waart mij immer vreemd en nooit-genegen,
enkel het hooren Uwer tred was een solaes
voor mij, armzalig hert, dat hunkerend en dwaas,
zijn liefden spilt langs nachtelijke wegen.
Zoovele steden zwierf ik - achter het waas,
waarmee zij uit de koele kimmen stegen,
wist ik de schat der pleinen, strak-gelegen
onder de zon, midden der dagen luid geraas.
O stad, gij duistre, die heim'lijke weelden
tot relequieën in heur schrijnen werft;
voor mij, die zooveel wrange vreugden deelde,
wiens wreede hart in menig leven kerft,
waart ge een tijdlijk schoon, dat alreê sterft:
balseme kort voor wond, die nimmer heelde.
enkel het hooren Uwer tred was een solaes
voor mij, armzalig hert, dat hunkerend en dwaas,
zijn liefden spilt langs nachtelijke wegen.
Zoovele steden zwierf ik - achter het waas,
waarmee zij uit de koele kimmen stegen,
wist ik de schat der pleinen, strak-gelegen
onder de zon, midden der dagen luid geraas.
O stad, gij duistre, die heim'lijke weelden
tot relequieën in heur schrijnen werft;
voor mij, die zooveel wrange vreugden deelde,
wiens wreede hart in menig leven kerft,
waart ge een tijdlijk schoon, dat alreê sterft:
balseme kort voor wond, die nimmer heelde.