Dijn Christallynen hals en vriendelicken mont
Dijn lieffelijck ghesicht dat mijne heeft bevangen,
Dat geel goudtvervvich hayr, dijn purper roode vvanghen.
Dijn schoonheyt daer ghyt al met overvvinnen condt.
Ontsteken so mijn hert, en t'seffens t'eener stont
Int vyer, int soete vyer, int vyer van mijn verlangen
Dat ic mijn over t'hooft niet anders en sach hangen
Dan smelten als het vvas, staend voor den oven ront.
Ten vvaer ic my (eylaes) met tranen ginc bespoeyen
Die als uyt een fonteyn steets uyt mijn oogen vloeyen
Och sach ick eens een endt, ic vrees noch dat dees brandt,
Ten lesten noch mijn hert tot asschen sal verteeren,
So eens het nat ontbreect, en hy hout d'overhant,
VVant t'is een crachtich vier, dat qualic is te vveeren.
Dijn lieffelijck ghesicht dat mijne heeft bevangen,
Dat geel goudtvervvich hayr, dijn purper roode vvanghen.
Dijn schoonheyt daer ghyt al met overvvinnen condt.
Ontsteken so mijn hert, en t'seffens t'eener stont
Int vyer, int soete vyer, int vyer van mijn verlangen
Dat ic mijn over t'hooft niet anders en sach hangen
Dan smelten als het vvas, staend voor den oven ront.
Ten vvaer ic my (eylaes) met tranen ginc bespoeyen
Die als uyt een fonteyn steets uyt mijn oogen vloeyen
Och sach ick eens een endt, ic vrees noch dat dees brandt,
Ten lesten noch mijn hert tot asschen sal verteeren,
So eens het nat ontbreect, en hy hout d'overhant,
VVant t'is een crachtich vier, dat qualic is te vveeren.