01.08.2012, 19:34
.
Ik vond u weder, in een tuin en vroeg:
- ‘Is dit de Hemel?’ doch ik zag, het was
De lieve tuin, waar 'k hoorde in struikgewas
Engelenvleuglen ruischen en waar loeg
Gods liefde in luchteblauw en waar ik las
Zijn naam op elken halm. - De handen sloeg
Ik voor mijn aanschijn: - ‘Ben ik rein genoeg?’
De schaduw van een kind viel over 't gras.
En 'k was een kindje zonder zonde weer,
Van levens wee genadiglijk bevrijd.
- ‘Hier wil ik lezen, nu ik wederkeer,
De blije sproken van mijn kindertijd.’
Ik lachte en zong en klapte in handjes teêr.
En ál was blank van glans van eeuwigheid.
Ik vond u weder, in een tuin en vroeg:
- ‘Is dit de Hemel?’ doch ik zag, het was
De lieve tuin, waar 'k hoorde in struikgewas
Engelenvleuglen ruischen en waar loeg
Gods liefde in luchteblauw en waar ik las
Zijn naam op elken halm. - De handen sloeg
Ik voor mijn aanschijn: - ‘Ben ik rein genoeg?’
De schaduw van een kind viel over 't gras.
En 'k was een kindje zonder zonde weer,
Van levens wee genadiglijk bevrijd.
- ‘Hier wil ik lezen, nu ik wederkeer,
De blije sproken van mijn kindertijd.’
Ik lachte en zong en klapte in handjes teêr.
En ál was blank van glans van eeuwigheid.