14.08.2012, 17:30
Bij Fransche dichters niet, hoe gaaf en strak gesponnen
hun woord zich voordoet, en in de gedichten niet
van Hooft, dien Meester van het diepverliefde lied, -
dan heerlijk eens verdwaasd en dan weer eens bezonnen, -
ontmoet ik het geluk, dat in mij is begonnen.
Toch brengen zij mij veel: zij voeren in 't gebied,
waar lichte weiden men in schemer dauwig ziet
en nimfen nijgen over koel blinkende bronnen.
Ik wandel in dien tuin, beluister het geluid,
dat in de blaren drijft, en spied er, hoe de huid
matblank of blozig is van die sierlijke vrouwen:
totdat opeens, eer ik het weet, uw lief gelaat
aan mij verschijnt, en uw gestalte voor mij staat
en als mijne aandacht eischt, om u alleen te aanschouwen.
hun woord zich voordoet, en in de gedichten niet
van Hooft, dien Meester van het diepverliefde lied, -
dan heerlijk eens verdwaasd en dan weer eens bezonnen, -
ontmoet ik het geluk, dat in mij is begonnen.
Toch brengen zij mij veel: zij voeren in 't gebied,
waar lichte weiden men in schemer dauwig ziet
en nimfen nijgen over koel blinkende bronnen.
Ik wandel in dien tuin, beluister het geluid,
dat in de blaren drijft, en spied er, hoe de huid
matblank of blozig is van die sierlijke vrouwen:
totdat opeens, eer ik het weet, uw lief gelaat
aan mij verschijnt, en uw gestalte voor mij staat
en als mijne aandacht eischt, om u alleen te aanschouwen.