Het grootsche denkbeeld (XCVIII)
Een zwerver zet zich op de zachte zoden
Van geurig groen, die 't woud des bergs bezoomen,
En de effen-blauwe hemel doet hem droomen
En 't mos, dat krielt van beziên, de rooden.
En 't spelend koeltje ritselt door de boomen,
En schuift hem beuke-loovers toe, de dooden....
Tot zacht gemijmer schijnt Natuur te nooden,
En 't grootsche denkbeeld heeft hem ingenomen:
"Natuur, Gij waart, toen God het: "Wees!" deed hooren;
God heeft u, als ge zijt, op eens gedacht,
En ons het heerschen over u beschoren!"
Hij deed God spreken, denken, gaf Hem kracht:
Hij sprak, en naar zijn beeld werd God geboren
En God werd mensch: hij werd van Gods geslacht.
.
Een zwerver zet zich op de zachte zoden
Van geurig groen, die 't woud des bergs bezoomen,
En de effen-blauwe hemel doet hem droomen
En 't mos, dat krielt van beziên, de rooden.
En 't spelend koeltje ritselt door de boomen,
En schuift hem beuke-loovers toe, de dooden....
Tot zacht gemijmer schijnt Natuur te nooden,
En 't grootsche denkbeeld heeft hem ingenomen:
"Natuur, Gij waart, toen God het: "Wees!" deed hooren;
God heeft u, als ge zijt, op eens gedacht,
En ons het heerschen over u beschoren!"
Hij deed God spreken, denken, gaf Hem kracht:
Hij sprak, en naar zijn beeld werd God geboren
En God werd mensch: hij werd van Gods geslacht.
.