![]() |
Clachte van Elisabeth (2) - Druckversion +- Sonett-Forum (https://sonett-archiv.com/forum) +-- Forum: Sonett-Archiv (https://sonett-archiv.com/forum/forumdisplay.php?fid=126) +--- Forum: Sonette aus germanischen Sprachen (https://sonett-archiv.com/forum/forumdisplay.php?fid=394) +---- Forum: Niederländische Sonette (https://sonett-archiv.com/forum/forumdisplay.php?fid=825) +----- Forum: ND-Autoren RS (https://sonett-archiv.com/forum/forumdisplay.php?fid=1217) +------ Forum: Jacobus Revius (Jakob Reefsen) (https://sonett-archiv.com/forum/forumdisplay.php?fid=1169) +------ Thema: Clachte van Elisabeth (2) (/showthread.php?tid=20091) |
Clachte van Elisabeth (2) - ZaunköniG - 05.10.2011 Clachte van Elisabeth door Gods genade Coninginne van Bohemen, Princesse van Groot Brittanien, Palts-Gravinne aenden Rijn, Hertoginne van Beijeren, etc. op het overlijden des Konincx hare mans Dien costelijcken draet is ylens afgesneden Waer is soor soetelijck mijn siele lach verstrickt. Die Sonne die dus lang mijn oogen heeft verquickt Is voor den avond-stont gedalet na beneden. Dat schouwelijcke spoock, dat met soo wyde schreden Ons op de hielen volgt, en dat soo seker mickt Heeft in sijn jonge tijt mijn Vrederijck verstickt En syne gouden croon te pletteren getreden. Ah Bemen! ach den Palts! ach ghy mijn droef gesicht! Hoe missen wy soo drae aengenamen licht! Hoe heeft ons onsen troost soo tâeenenmaal begeven! Voorseker sijn wy niet als assche ende stof! Voorseker is maer roock al âswerelts eer en lof! Voorseker is maer druck en bitterheyt ons leven! Antwoorde des Coninx Princesse, die mijn hert gevangen hadt genomen En doe het bloessemen, en doe het vruchten droech, Gelooft my, âtis te veel, of eenmael al genoech Om mynentwil gestort der tranen heete stromen. De uyt die ic nooit plach te wenschen noch te shromen My comende van God en comt my niet te vroech. Want. doe ick daer beneên mijn oogen nedersloech Heb ickse opgedaen int erve aller vromen. Den dach die my de laetst was in het jammer-dal Is hier den eersten daer geen leste wesen sal. Wat soeckty? dat ick, die den hemel heb verworven, Ter aerden, ja weerom ter hellen my begeef? Of vreesdy dat ick hier niet blyderlijcker leef? Ah! leefdet ghy soo wis asl ick niet ben gestorven! |