Sonett-Forum

Normale Version: Noordewind
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
.


De strenge godebode Wind kastijdt

Met snerpend-scherpe geeselroê de schel-

Belichte armzalig-kale twijgen fel,

Dat elk, die niet gedweelijk meezwiept, splijt.



Als zielen, wreed gemarteld in de hel,

Kreunen de kruinen onder 't kruiend krijt

Der wolkendriften geel-doorglimpt van nijd,

Of 't gil-schril licht niet vond in zon zijn wel.



De Wind doortrilt mijn rillend zielekleed,

Tot hij mijn Ziel, een kleumend kindje, vindt,

Dat knielend bidt: - ‘O Wind, die alles weet,

Wijl ge uit den hemel komt! wil 't arme kind,

Dat wachtte op warmte en koû in 't leven leed,

Uit meelij dooden, godebode Wind!’