Sonett-Forum

Normale Version: Eva
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
Aan Jac. van Looy.

Zij hoorde 't twisten, en den doffen smak -
Zij kwám niet - zág niet - zag in mijmering
Altijd die eene plek, waar de appel hing,
En de appel zelven aan dienzelfden tak.

Zij dacht: ‘is 't ál een dróom... herinnering...?
Was 't mijn hand... wee mij! Góds hand, die hem brak..?
Toen trad Gods engel tot haar, kalm, en sprak:
‘De Heer zegt: ‘Vrouwe, zie uw zoon!’’ en ging.

En golvend vielen op zijn vaal gelaat
Haar lokken, toen zij viel, de goudenen,
Wijl 't zware hoofd aan 't outer bonsde, en lag...

Zij roept het lijk... roept God... die zwijgt en haat...
Zij wist niet dat de dood zóo stil was... en
Vóelt dat zij was vervlóekt; van de' éersten dag...