19.08.2012, 15:38
Karel van de Woestijne
1878 - 1929 Belgien
Epiloog.
Gij menschen, die misschien me in laetren tijd gedenkt,
als deze mond, en zónder morren, heeft gezwegen,
maar, woordloos op verzaden dood open-gezegen,
de ijlte beteekent die uw vragende ijlte wenkt,
weet: als een straf heb 'k stroeve waarheid meê-gekregen;
geen krankheid, die mijn lijf niet kreunend heeft gekrenkt;
en 't spijt, dat dit mijn vers gelijk een hostie drenkt,
mag heilig op uw tong als 't leven-zelve wegen.
Ziet: dit gelaat is lood, en zorge is 't zuur dat vreet
door 't lood, en 't diepst van al de heete voren beet
om God, o mijn begeert, die borgde 't pijnlijkst beiden.
En toch: hij die dit zeide in dood-gedoemde tijden,
en, leed hij waarlijk àl te zeer wanneer hij leed,
- hij droeg 't gevoelen, nooit genoeg te mogen lijden....
1878 - 1929 Belgien
Epiloog.
Gij menschen, die misschien me in laetren tijd gedenkt,
als deze mond, en zónder morren, heeft gezwegen,
maar, woordloos op verzaden dood open-gezegen,
de ijlte beteekent die uw vragende ijlte wenkt,
weet: als een straf heb 'k stroeve waarheid meê-gekregen;
geen krankheid, die mijn lijf niet kreunend heeft gekrenkt;
en 't spijt, dat dit mijn vers gelijk een hostie drenkt,
mag heilig op uw tong als 't leven-zelve wegen.
Ziet: dit gelaat is lood, en zorge is 't zuur dat vreet
door 't lood, en 't diepst van al de heete voren beet
om God, o mijn begeert, die borgde 't pijnlijkst beiden.
En toch: hij die dit zeide in dood-gedoemde tijden,
en, leed hij waarlijk àl te zeer wanneer hij leed,
- hij droeg 't gevoelen, nooit genoeg te mogen lijden....