26.11.2018, 18:18
Voor Pola Negri
I
De nacht was oppermachtig in haar oogen,
weerstanden vielen voor haar als 't herfstig blad;
trots, tot een vale vernedering gebogen,
wijdde den weg, dien haar voet vergat...
Geen, die nog uit het spel van wrange logen,
de schaam'le schat aan wat zijn hart bezat,
te redden wist naar een verholen stad,
die veilig stond voor haar satanisch pogen...
Want aan den aanvang van zijn stille reis,
als nog d'erinnering zijn oogen blindt,
staakt het vermetel hart zijn eendre wijs.
En in de bloedend' ochtendschemer, die arm en
verlaten draalt, sterft op de stemmen van de wind
zijn laatste lied: ‘Oh ma Carmen... Carmen...’
I
De nacht was oppermachtig in haar oogen,
weerstanden vielen voor haar als 't herfstig blad;
trots, tot een vale vernedering gebogen,
wijdde den weg, dien haar voet vergat...
Geen, die nog uit het spel van wrange logen,
de schaam'le schat aan wat zijn hart bezat,
te redden wist naar een verholen stad,
die veilig stond voor haar satanisch pogen...
Want aan den aanvang van zijn stille reis,
als nog d'erinnering zijn oogen blindt,
staakt het vermetel hart zijn eendre wijs.
En in de bloedend' ochtendschemer, die arm en
verlaten draalt, sterft op de stemmen van de wind
zijn laatste lied: ‘Oh ma Carmen... Carmen...’