19.08.2012, 16:31
De tijd spreekt:
Gebroken schijnt gij? niet in 't hart inwendig!
In wat gij groot en schoon acht zijt gij 't niet;
In machteloosheid waart ge' een tijd ellendig,
U voelend als een die zich zelf verried.
Zij dit uw troost, niets is op aard bestendig
Dan 't schoone in beeld, muziek en zingend lied,
Dat alles overleeft, wat, zwak en endig
Zich voor de tijdelijkheid geboren ziet.
De steden slecht ik, vestingen ontmant'l ik,
Gebergten slijp ik met gestâge stroomen,
Maak landen met de lage zee gelijk,
Maar één ding is, boven mij, triomfantlijk.
Wanneer de ziel de teederste aller droomen
Tot schoonheid beeldt. 'T is dan dat ik bezwijk.
Gebroken schijnt gij? niet in 't hart inwendig!
In wat gij groot en schoon acht zijt gij 't niet;
In machteloosheid waart ge' een tijd ellendig,
U voelend als een die zich zelf verried.
Zij dit uw troost, niets is op aard bestendig
Dan 't schoone in beeld, muziek en zingend lied,
Dat alles overleeft, wat, zwak en endig
Zich voor de tijdelijkheid geboren ziet.
De steden slecht ik, vestingen ontmant'l ik,
Gebergten slijp ik met gestâge stroomen,
Maak landen met de lage zee gelijk,
Maar één ding is, boven mij, triomfantlijk.
Wanneer de ziel de teederste aller droomen
Tot schoonheid beeldt. 'T is dan dat ik bezwijk.