18.08.2012, 14:29
Uw gaan en komen is als gang van goden
Die uit der heemlen gelukzaalge sleur
Zich soms op feest van menschennooddruft nooden,
Vermomde bedelaars aan arme deur;
En eer machtloos meêlij tot lastring snoode
Lippen bleek-stil in eigen lang verbeur,
Staat heel het schamel huis, het donker-doode,
Levend van aller gaven kleur en keur.
Onder feestlijk ontstoken oogeluchter
Waar diepe ontroering haar klare olie brandt,
Beeft in deemoedig dienen zalig-schuchter
Naar halfvermoeden gast de bleeke hand,
En lippen lang van aardsche spijzen nuchter
Proeven vreezend vruchten uit godenland.
Die uit der heemlen gelukzaalge sleur
Zich soms op feest van menschennooddruft nooden,
Vermomde bedelaars aan arme deur;
En eer machtloos meêlij tot lastring snoode
Lippen bleek-stil in eigen lang verbeur,
Staat heel het schamel huis, het donker-doode,
Levend van aller gaven kleur en keur.
Onder feestlijk ontstoken oogeluchter
Waar diepe ontroering haar klare olie brandt,
Beeft in deemoedig dienen zalig-schuchter
Naar halfvermoeden gast de bleeke hand,
En lippen lang van aardsche spijzen nuchter
Proeven vreezend vruchten uit godenland.