16.08.2012, 19:54
Henriëtte Moulijn-Haitsma Mulier
1877 - 1948 Niederlande
In den slag
De zware rhytmen loeien door mijn hoofd
En bonken tegen mijn vermoeide ooren,
Mijn stem gaat in geluidengolf verloren,
Mijn zinnen zijn door d' eeuwgen klank verdoofd.
O chaos, die den mensch de krachten rooft,
Hoe moeilijk is 't, door uw gewoel te boren,
De klanken zoo te vatten, dat herboren,
Hij harmonie weer hoogste wet gelooft.
Hoe zwellen weer de brullende geluiden,
En beeft de aarde onder 't helsche koor,
Toch hoor ik in de sferen klokken luiden,
't Zijn andere klanken dan die hel verkoor;
Zwaar dreunt het lied den purpren hemel in,
In dondrend Eind hoor ik het Eerst Begin.
1877 - 1948 Niederlande
In den slag
De zware rhytmen loeien door mijn hoofd
En bonken tegen mijn vermoeide ooren,
Mijn stem gaat in geluidengolf verloren,
Mijn zinnen zijn door d' eeuwgen klank verdoofd.
O chaos, die den mensch de krachten rooft,
Hoe moeilijk is 't, door uw gewoel te boren,
De klanken zoo te vatten, dat herboren,
Hij harmonie weer hoogste wet gelooft.
Hoe zwellen weer de brullende geluiden,
En beeft de aarde onder 't helsche koor,
Toch hoor ik in de sferen klokken luiden,
't Zijn andere klanken dan die hel verkoor;
Zwaar dreunt het lied den purpren hemel in,
In dondrend Eind hoor ik het Eerst Begin.