15.08.2012, 17:29
Jules Bernard Schürmann
1873 - 1927
Ik stond op 't rotsig strand starend naar zee
En hoorde 't angstig gillen der sirenen
Van schepen, die als in visioen verschenen
Waar seinlicht over wilde golven glee.
Onstuimig klonk het zwaar koraal van wee,
Dat 't water org'lend in den storm deed weenen,
Van grauwe rotsen, beurtelings verdwenen
D'Ontzachb're klippen met het vuurlicht mee.
Zoo strijden wind en zee bij dag, bij nacht,
Hun grootsch gevecht door weinigen geweten,
Een wijle later is de strijd vergeten,
Dan schikken beide zich naar hoog're macht,
En immer staan de rotsen roer-loos sterk
In het mysterie van 't oneindig zwerk.
1873 - 1927
Ik stond op 't rotsig strand starend naar zee
En hoorde 't angstig gillen der sirenen
Van schepen, die als in visioen verschenen
Waar seinlicht over wilde golven glee.
Onstuimig klonk het zwaar koraal van wee,
Dat 't water org'lend in den storm deed weenen,
Van grauwe rotsen, beurtelings verdwenen
D'Ontzachb're klippen met het vuurlicht mee.
Zoo strijden wind en zee bij dag, bij nacht,
Hun grootsch gevecht door weinigen geweten,
Een wijle later is de strijd vergeten,
Dan schikken beide zich naar hoog're macht,
En immer staan de rotsen roer-loos sterk
In het mysterie van 't oneindig zwerk.