15.08.2012, 09:57
Toen kwaamt gij beiden, laat me U vrienden noemen;
zwervers als ik, door zwerver's nood geplaagd.
Hoe vaak werdt gij, die 't leven luttel vraagt
dan zon en frissche wind en akkerbloemen,
door wreed seizoen geteisterd; ach wie vraagt
van 't weeldrig volk, die zich kunstzinnig roemen,
naar nijd'ge wespen die uw pijn omzoemen
als gij in zon de zwaarste lasten draagt.
Gij kwaamt en zongt uw lied'ren als verhalen
van open schoonheid, die ons blij verscheen,
en liet uw stemmen juichend rijzen, dalen.
Wat deert het wie u hoort. 'k Zie luistraars geen.
'k Zie u, en volg u, 'k moet tot u behooren.
Wij zwervers zingen schoonheid's verre koren.
zwervers als ik, door zwerver's nood geplaagd.
Hoe vaak werdt gij, die 't leven luttel vraagt
dan zon en frissche wind en akkerbloemen,
door wreed seizoen geteisterd; ach wie vraagt
van 't weeldrig volk, die zich kunstzinnig roemen,
naar nijd'ge wespen die uw pijn omzoemen
als gij in zon de zwaarste lasten draagt.
Gij kwaamt en zongt uw lied'ren als verhalen
van open schoonheid, die ons blij verscheen,
en liet uw stemmen juichend rijzen, dalen.
Wat deert het wie u hoort. 'k Zie luistraars geen.
'k Zie u, en volg u, 'k moet tot u behooren.
Wij zwervers zingen schoonheid's verre koren.