14.08.2012, 17:31
't Is Vrijdagavond en de losgebroken stoet
van jonge vrijers trekt op reis, de blijgezinden,
de vroolijken van hart. Zij voelen zich als vrinden
en tijgen opgewekt de liefde tegemoet.
Bij de open tuindeur gaat de man zijn gade vinden
en acht de wereld schoon en 't lieve leven zoet.
Zeer donker staat een boom tegen den avondgloed.
En Lize, Clare en Toos verwachten haar beminden.
Het schaapje met de vlag, hoog boven op de toren
glimt, in de ruimte van den hemeldom verloren.
De wegen wenden zich, de velden liggen wijd,
de vaarten schieten ver. Dat kostbare geschenk,
de avondbezonkenheid, bereikt ons. En ik denk
aan u, ik denk aan u, dat ge niet bij mij zijt.
van jonge vrijers trekt op reis, de blijgezinden,
de vroolijken van hart. Zij voelen zich als vrinden
en tijgen opgewekt de liefde tegemoet.
Bij de open tuindeur gaat de man zijn gade vinden
en acht de wereld schoon en 't lieve leven zoet.
Zeer donker staat een boom tegen den avondgloed.
En Lize, Clare en Toos verwachten haar beminden.
Het schaapje met de vlag, hoog boven op de toren
glimt, in de ruimte van den hemeldom verloren.
De wegen wenden zich, de velden liggen wijd,
de vaarten schieten ver. Dat kostbare geschenk,
de avondbezonkenheid, bereikt ons. En ik denk
aan u, ik denk aan u, dat ge niet bij mij zijt.