14.08.2012, 17:19
Aart van der Leeuw
1876 - 1931 Niederlande
‘O liever, dood, Uw stilte en mededoogen
Eer van het kreupel leed den staf te borgen
Voor 't eedle lied’, sprak hij een zomermorgen
En streek de blonde lokken zich uit de oogen.
Toen kwamen dagen die den lichten morgen
Verduisterden, en vluchten vogels vlogen
Van 't Noorden naar het Zuiden, wolken togen,
Doch roerloos hielde' om hem de wacht zijn zorgen.
Toch heeft de Muze niet dien somb'ren bode,
Den zwart-gevleugelde, aan de hand geleid
Naar waar hij zat en schreide, niet ten doode,
Maar tot éen liefde lied en leed gewijd,
Hem leerend zelfs de wanhoop te vergoden
In schoone zangen diep als de eeuwigheid.
1876 - 1931 Niederlande
‘O liever, dood, Uw stilte en mededoogen
Eer van het kreupel leed den staf te borgen
Voor 't eedle lied’, sprak hij een zomermorgen
En streek de blonde lokken zich uit de oogen.
Toen kwamen dagen die den lichten morgen
Verduisterden, en vluchten vogels vlogen
Van 't Noorden naar het Zuiden, wolken togen,
Doch roerloos hielde' om hem de wacht zijn zorgen.
Toch heeft de Muze niet dien somb'ren bode,
Den zwart-gevleugelde, aan de hand geleid
Naar waar hij zat en schreide, niet ten doode,
Maar tot éen liefde lied en leed gewijd,
Hem leerend zelfs de wanhoop te vergoden
In schoone zangen diep als de eeuwigheid.