13.08.2012, 16:30
De morgenkoelt', die (over kruid en varen
En eikenhakhout) door de boomen strijkt
Van 't donker bosch, dat in de diepte wijkt
En geuren draagt, die dal en kreek bewaren,
Kwam, speelsch, u langs de donkre lokken waren
En 't lief gelaat, dat zelf een bloem gelijkt
Zoo schoon als niet één in die dalen prijkt,
Tenzij der wilde roze bleeke blaren.
Uw handen gingen toen - wat is zoo blank
Als meisjeshanden tot dat doel geheven -
Weer ord'nen 't haar door dartlen wind verward;
Ik kon niet wachten toen, maar moest u geven
U, boos om stoornis, tegen wil en dank
Den kus van een te zéér verlangend hart.
En eikenhakhout) door de boomen strijkt
Van 't donker bosch, dat in de diepte wijkt
En geuren draagt, die dal en kreek bewaren,
Kwam, speelsch, u langs de donkre lokken waren
En 't lief gelaat, dat zelf een bloem gelijkt
Zoo schoon als niet één in die dalen prijkt,
Tenzij der wilde roze bleeke blaren.
Uw handen gingen toen - wat is zoo blank
Als meisjeshanden tot dat doel geheven -
Weer ord'nen 't haar door dartlen wind verward;
Ik kon niet wachten toen, maar moest u geven
U, boos om stoornis, tegen wil en dank
Den kus van een te zéér verlangend hart.