Henriëtte Labberton-Drabbe
H. des Tombe-Drabbe
1868-1928 Niederlande
Wanhoop
En paarden draafden door der luchten wanden,
In doffen zwerm van waasomweekten dwang,
Het bloed verdroop uit mijn verkilde handen
En heftig steeg op naar mijn keel de drang
Tot snikken woest, des hemels lage landen
Droegen wat vale huizen, als een bang
Gekwijn van al het aardsche, in starre randen
Van grijze horizon verstierf het lang
En uitgeplat stuk land, en wild en dreigend
Sleurden de wolken door den grauwen grond
Des hemels - o ik arme, die daar zwijgend
En zielsverlaten door mij zelve dwaalde,
En uit mijzelve niets dan leegheid haalde,
En in het leven niets dan wreedheid vond.
H. des Tombe-Drabbe
1868-1928 Niederlande
Wanhoop
En paarden draafden door der luchten wanden,
In doffen zwerm van waasomweekten dwang,
Het bloed verdroop uit mijn verkilde handen
En heftig steeg op naar mijn keel de drang
Tot snikken woest, des hemels lage landen
Droegen wat vale huizen, als een bang
Gekwijn van al het aardsche, in starre randen
Van grijze horizon verstierf het lang
En uitgeplat stuk land, en wild en dreigend
Sleurden de wolken door den grauwen grond
Des hemels - o ik arme, die daar zwijgend
En zielsverlaten door mij zelve dwaalde,
En uit mijzelve niets dan leegheid haalde,
En in het leven niets dan wreedheid vond.