12.08.2012, 15:04
L.S. Hijlsma
Morgendroom
Des ochtends, in mijn bloemengaard gezeten,
Waar boom en heester praalt in lentepracht,
Heeft, wolkend boven knoppe' en bloesemvracht,
Heur warme wierook 't àl mij doen vergeten.
'k Heb droomend toen mijn diep geluk gemeten
Met vollen teug: - der zonne milde kracht,
Het tintlend gras, der duiven teed're klacht,
En stil mij met hun schoonheid één geweten. -
Doch plots, een voetgerucht, een zilvren lach,
En boven mij, omlijst van gouden lokken,
Verschijnt het liefst gelaat waar 'k ooit in zag;
En 'k ijl omhoog, dat ik U kussen mag,
Op beide oogen, die mij tot U trokken.
En groet in Uwen blik den nieuwen dag.
Morgendroom
Des ochtends, in mijn bloemengaard gezeten,
Waar boom en heester praalt in lentepracht,
Heeft, wolkend boven knoppe' en bloesemvracht,
Heur warme wierook 't àl mij doen vergeten.
'k Heb droomend toen mijn diep geluk gemeten
Met vollen teug: - der zonne milde kracht,
Het tintlend gras, der duiven teed're klacht,
En stil mij met hun schoonheid één geweten. -
Doch plots, een voetgerucht, een zilvren lach,
En boven mij, omlijst van gouden lokken,
Verschijnt het liefst gelaat waar 'k ooit in zag;
En 'k ijl omhoog, dat ik U kussen mag,
Op beide oogen, die mij tot U trokken.
En groet in Uwen blik den nieuwen dag.