12.08.2012, 09:23
Mijner tante Betsy.
Mij waaien luwe zomerzuchten tegen
Uit de ingeslapen zoete zomernacht,
De starrenoogen tintien allerwegen
En 't ia mij of de nachtzon tot mij lacht.
Nu zijn de zorgen heen, die noode stegen
Naar 't Rijk der Rust omhoog, dat zwijgend zacht
Mij spreekt ran U, en op mij daauwt een zegen.
Van liefde malacher dan ik had verwaoht.
Ik denk aan TT, als de uchtend is ontwaakt
En aanzweeft op een wiek Tan zonnestralen.
Aan U in 't uur der nacht met U doorwaakt.
O Zuster mijner ziel! De dagen dalen
In het verleen, dat nooit meer wordt gesmaakt,
Toch doen ze ons niet van elkander dwalen!
Mij waaien luwe zomerzuchten tegen
Uit de ingeslapen zoete zomernacht,
De starrenoogen tintien allerwegen
En 't ia mij of de nachtzon tot mij lacht.
Nu zijn de zorgen heen, die noode stegen
Naar 't Rijk der Rust omhoog, dat zwijgend zacht
Mij spreekt ran U, en op mij daauwt een zegen.
Van liefde malacher dan ik had verwaoht.
Ik denk aan TT, als de uchtend is ontwaakt
En aanzweeft op een wiek Tan zonnestralen.
Aan U in 't uur der nacht met U doorwaakt.
O Zuster mijner ziel! De dagen dalen
In het verleen, dat nooit meer wordt gesmaakt,
Toch doen ze ons niet van elkander dwalen!