10.08.2012, 18:48
Goethe en Jean Paul.
Goethe is de zon gelijk die bij zijn stralend stijgen
Gulden doorglinsterde zijn weeken tranendauw,
Maar die des middaags warme gloeden klaar deed zijgen
Uit een onpeilbaar-puur en zuidlijk-donker blauw,
Die over 't menschdom en zijn zwoegend zweetend hijgen
Zijn zuivre baan beschreef in schijnbre zielekoû,
En die zijn bontste pracht ontplooide in 't vlammend nijgen
Gelijk de waaierstaart van een reusachtge pauw;
Maar in het sterrenheir van de andre duitsche dichters
Blinkt als de ronde maan zoo rein en teer en vroom
Jean Paul, de weemoedrijke in zijn onaardsch gedroom:
Wie zag ter wereld ooit iets droevigers en lichters
Dan van zijn diepen glans de parelende stroom
Verzilvrend menschgelaat en beek en berg en boom?
Goethe is de zon gelijk die bij zijn stralend stijgen
Gulden doorglinsterde zijn weeken tranendauw,
Maar die des middaags warme gloeden klaar deed zijgen
Uit een onpeilbaar-puur en zuidlijk-donker blauw,
Die over 't menschdom en zijn zwoegend zweetend hijgen
Zijn zuivre baan beschreef in schijnbre zielekoû,
En die zijn bontste pracht ontplooide in 't vlammend nijgen
Gelijk de waaierstaart van een reusachtge pauw;
Maar in het sterrenheir van de andre duitsche dichters
Blinkt als de ronde maan zoo rein en teer en vroom
Jean Paul, de weemoedrijke in zijn onaardsch gedroom:
Wie zag ter wereld ooit iets droevigers en lichters
Dan van zijn diepen glans de parelende stroom
Verzilvrend menschgelaat en beek en berg en boom?