06.08.2012, 17:47
Dit sonnet is waarschijnlijk een reactie op een niet teruggevonden gedicht van een zekere Boëtius van Elslandt op het overlijden van Caspar van Baerle/Barlaeus.
KLINCK-DICHT,
Aan den Poeët boetius van elslandt
Uw grijze jeucht heeft ons van jongs af iets belooft
Dat krachtiger zou zijn als doen was af te meeten,
Nu hebt gy 't geurig pit eergierig opgegeeten
Van baerlen, en geniet den orber van dat Hooft.
Zijn klaarheit blinkt in u, z'en is niet uitgedooft,
Gelijk den Yver zeidt, zijn geest blinkt door de reeten
Van uw verstandig Dicht. Hy heeft hem wel gequeeten,
Na dat hy was van Hooft zijn vrindt en zin berooft,
Zoo vrindtlijk was zijn aart, zoo trouw zijn vrindtlijkheden,
Dats' hem met zoet gewelt van hier verhuizen deeden.
Is hy verhoogt van plaats, wat dient'er dan geweent?
Verbetert zijn geluk met oogen uit te weenen?
De wijsheit wil dat niet, het Amsterdams Athenen
Dat neem u voor hem aan, als zuyg'ling wel gespeent.
KLINCK-DICHT,
Aan den Poeët boetius van elslandt
Uw grijze jeucht heeft ons van jongs af iets belooft
Dat krachtiger zou zijn als doen was af te meeten,
Nu hebt gy 't geurig pit eergierig opgegeeten
Van baerlen, en geniet den orber van dat Hooft.
Zijn klaarheit blinkt in u, z'en is niet uitgedooft,
Gelijk den Yver zeidt, zijn geest blinkt door de reeten
Van uw verstandig Dicht. Hy heeft hem wel gequeeten,
Na dat hy was van Hooft zijn vrindt en zin berooft,
Zoo vrindtlijk was zijn aart, zoo trouw zijn vrindtlijkheden,
Dats' hem met zoet gewelt van hier verhuizen deeden.
Is hy verhoogt van plaats, wat dient'er dan geweent?
Verbetert zijn geluk met oogen uit te weenen?
De wijsheit wil dat niet, het Amsterdams Athenen
Dat neem u voor hem aan, als zuyg'ling wel gespeent.