06.08.2012, 09:34
Een sonnet van P.C. Hooft gericht aan Constantijn Huygens inspireerde verschillende dichters tot het schrijven van sonnetten, alle met dezelfde rijmwoorden.
Hoewel ick noijt en sooch pit wt der Leeuwen schoncken,
Soo voel ick evenwel mijn geesten werden rap,
Gemoedicht door u Rijm, hun krachten stellen schrap
Om weer te krijgen 'tgeen in luijheijt was versoncken.
U suijglinck als vermindt lagh overstallich droncken
In weeldens vette schoot, En sooch het suchtich sap
Wt Coppers boesem daer de quickxe vrijerschap
Wt blusten met hun vier als water uwe voncken.
Noch hielt ghij d'overhant, dies stel jck u gedicht
Veer boven helterij Ten oorloch affgericht.
Die dwingen met gewelt, ghij met beleefde seeden.
Minvaders alle beij van't luckich Nederlant
Al wat van voeten weet moet dansen nae u Trant,
En wel getroffen galm op sleutel van de Reeden.
Hoewel ick noijt en sooch pit wt der Leeuwen schoncken,
Soo voel ick evenwel mijn geesten werden rap,
Gemoedicht door u Rijm, hun krachten stellen schrap
Om weer te krijgen 'tgeen in luijheijt was versoncken.
U suijglinck als vermindt lagh overstallich droncken
In weeldens vette schoot, En sooch het suchtich sap
Wt Coppers boesem daer de quickxe vrijerschap
Wt blusten met hun vier als water uwe voncken.
Noch hielt ghij d'overhant, dies stel jck u gedicht
Veer boven helterij Ten oorloch affgericht.
Die dwingen met gewelt, ghij met beleefde seeden.
Minvaders alle beij van't luckich Nederlant
Al wat van voeten weet moet dansen nae u Trant,
En wel getroffen galm op sleutel van de Reeden.