03.08.2012, 16:13
In 't grijze gras, doorblankt van afodillen,
In bleeken schemer, bleeke schimmen glijden.
Vervreemd van liefde en haat en vreugde en lijden,
Slaapwandlend gaan ze, in droom van niets meer willen.
Maar daalt van de aard naar de Elyseesche Weiden
Een nieuwe schim, hoe zwermen ze, in den killen
Lichtloozen nevel, smeekend haar te stillen
De doffe dorst van onbewust verbeiden!
Zal zoo ik zien, wanneer, na 't bange sterven,
Mijn ziel, bevrijd, naar Vredeland wil zweven,
Een volk van schimmen weenend mij omzwerven
En angstig vragen wat ik niet kan geven
En zelf, in wanhoop, moet voor eeuwig derven:
Den gouden zonlach en 't verloren leven?
In bleeken schemer, bleeke schimmen glijden.
Vervreemd van liefde en haat en vreugde en lijden,
Slaapwandlend gaan ze, in droom van niets meer willen.
Maar daalt van de aard naar de Elyseesche Weiden
Een nieuwe schim, hoe zwermen ze, in den killen
Lichtloozen nevel, smeekend haar te stillen
De doffe dorst van onbewust verbeiden!
Zal zoo ik zien, wanneer, na 't bange sterven,
Mijn ziel, bevrijd, naar Vredeland wil zweven,
Een volk van schimmen weenend mij omzwerven
En angstig vragen wat ik niet kan geven
En zelf, in wanhoop, moet voor eeuwig derven:
Den gouden zonlach en 't verloren leven?