03.08.2012, 16:17
.
O bleeke priester met uw zilverlokken
Rondom de blankheid van uw vroom gelaat!
Ik zie u weer, omklankt van kloosterklokken,
Heel langzaam wandlen in uw zwart gewaad.
Wat gele blaadren zweven zacht als vlokken
Door grijze lucht, die zomerzon verlaat.
Uit ver verleên zóo komt uw beeld mij lokken
Dat aan uw voeten ik mij vallen laat.
O bleeke priester preevlende uw gebeden,
Op 't geel brevier de lezende oogen neer!
'k Biecht u mijn heimwee naar 't verloren Eden.
Uw zacht gelaat is vol erbarmen teêr.
Wilt gij mijn ziel met d' adem Gods omvreden?
Wellicht leedt gij door liefde ook smart weleer.
O bleeke priester met uw zilverlokken
Rondom de blankheid van uw vroom gelaat!
Ik zie u weer, omklankt van kloosterklokken,
Heel langzaam wandlen in uw zwart gewaad.
Wat gele blaadren zweven zacht als vlokken
Door grijze lucht, die zomerzon verlaat.
Uit ver verleên zóo komt uw beeld mij lokken
Dat aan uw voeten ik mij vallen laat.
O bleeke priester preevlende uw gebeden,
Op 't geel brevier de lezende oogen neer!
'k Biecht u mijn heimwee naar 't verloren Eden.
Uw zacht gelaat is vol erbarmen teêr.
Wilt gij mijn ziel met d' adem Gods omvreden?
Wellicht leedt gij door liefde ook smart weleer.