03.08.2012, 16:13
.
Gelijk een meisje mijmert, in de lanen
Van Vaders tuin, die veilig is omheind,
En zachtjes lacht of weent haar liefdetranen
Of neurt een zang, die in een zucht verkwijnt;
Uit de open glasdeur vloeien breede banen
Van gouden lamplicht, dat haar kleed beschijnt,
Doch doolt zij liefst waar zij 't een woud kan wanen,
In lanen, waar geen licht haar droomen pijnt; -
Zoo dool ik droomend door mijn donker leven
En lach en ween en neurie, droef en blij
En laat mij zoet van liefde en hoop doorbeven,
Terwijl ik, eenzaam, 't felle licht vermij,
En 'k voel mij veilig in dë avonddreven
Van Vaders tuin: Hij waakt wel over mij.
Gelijk een meisje mijmert, in de lanen
Van Vaders tuin, die veilig is omheind,
En zachtjes lacht of weent haar liefdetranen
Of neurt een zang, die in een zucht verkwijnt;
Uit de open glasdeur vloeien breede banen
Van gouden lamplicht, dat haar kleed beschijnt,
Doch doolt zij liefst waar zij 't een woud kan wanen,
In lanen, waar geen licht haar droomen pijnt; -
Zoo dool ik droomend door mijn donker leven
En lach en ween en neurie, droef en blij
En laat mij zoet van liefde en hoop doorbeven,
Terwijl ik, eenzaam, 't felle licht vermij,
En 'k voel mij veilig in dë avonddreven
Van Vaders tuin: Hij waakt wel over mij.