03.08.2012, 10:10
.
Gelijk Diómedes, vertreden en verslonden
Door de eigen, wreed met levend vleesch gevoede, rossen,
Zoodat zijn slaven, rennend, wit van schrik, in rossen
Walmenden fakkelgloed, alleen een bloedplas vonden,
Zoo eenmaal zult ook gij, die roekeloos, met lossen
Teugel uw lusten leidt, gekweekt tot wilde zonden,
Zien muiten, brieschend luid en trapp'lend in uw wonden,
Uw Luste' en vrete' uw hart, tot dood u komt verlossen.
O laat dit niet geschiên! Heb meelij met u zelven,
Al kende uw hart, rotshard, met mij geen medelijden,
Laat niet der goden wraak zoo ijslijk graf u delven.
Wil, sterk en mild, de steigerende rossen leiden
Waar klaatren bronnen klaar, in koele boschgewelven,
Waar, blank- en geel-bebloemd, fluweelen groene weiden.
Gelijk Diómedes, vertreden en verslonden
Door de eigen, wreed met levend vleesch gevoede, rossen,
Zoodat zijn slaven, rennend, wit van schrik, in rossen
Walmenden fakkelgloed, alleen een bloedplas vonden,
Zoo eenmaal zult ook gij, die roekeloos, met lossen
Teugel uw lusten leidt, gekweekt tot wilde zonden,
Zien muiten, brieschend luid en trapp'lend in uw wonden,
Uw Luste' en vrete' uw hart, tot dood u komt verlossen.
O laat dit niet geschiên! Heb meelij met u zelven,
Al kende uw hart, rotshard, met mij geen medelijden,
Laat niet der goden wraak zoo ijslijk graf u delven.
Wil, sterk en mild, de steigerende rossen leiden
Waar klaatren bronnen klaar, in koele boschgewelven,
Waar, blank- en geel-bebloemd, fluweelen groene weiden.