02.08.2012, 19:10
Zoo 't is uw hand, o God! die nu mij 't leste nam
Wat miek mijn leven waard nog blij geleefd te zijn,
Zoo weet gij dat ik ween van duldelooze pijn,
Niet, als 't verwende kind, om 't schrijnen van een schram.
De schaduw van uw hand ligt zwaar: de zonneschijn
En 't ruim azuur zijn weg. Hoe liet ik, als een lam
Nog lievend lekt wie 't naar de slachtbank sleuren kwam,
U loven lang mijn lied, van deemoed vroom en klein!
O God, die niets mij gunt! O Vader, die verstoot!
Jaloersche wreede God, die me elke vreugde steelt,
Wijl gij geen liefde wilt, door schepselen gedeeld!
Laat mij niet langer zijn 't berooide kind, dat, bloot
Zal vluchten aan uw borst en vleien tot haar streelt
Uw hand! - O sla met éen genadeslag mij dood!
Wat miek mijn leven waard nog blij geleefd te zijn,
Zoo weet gij dat ik ween van duldelooze pijn,
Niet, als 't verwende kind, om 't schrijnen van een schram.
De schaduw van uw hand ligt zwaar: de zonneschijn
En 't ruim azuur zijn weg. Hoe liet ik, als een lam
Nog lievend lekt wie 't naar de slachtbank sleuren kwam,
U loven lang mijn lied, van deemoed vroom en klein!
O God, die niets mij gunt! O Vader, die verstoot!
Jaloersche wreede God, die me elke vreugde steelt,
Wijl gij geen liefde wilt, door schepselen gedeeld!
Laat mij niet langer zijn 't berooide kind, dat, bloot
Zal vluchten aan uw borst en vleien tot haar streelt
Uw hand! - O sla met éen genadeslag mij dood!