02.08.2012, 19:09
Gelijk een wreede vorst, in plotse gril,
Den slaaf verslaat, die aan zijn voeten lag
En de oogen ópsloeg met een zoeten lach
Van liefde en trouw, versloeg mij, God, uw wil.
Voelde ik me uw kind niet? 'k Zong of zweeg maar stil,
Al naar 't bevel, dat in uw liefde ik zag.
En zonder lied was droef en dor mijn dag,
Doch klonk mijn lied, November leek me April.
Waaróm nu wendt ge uw aanschijn van mij af?
Waarmee verdiende ik de ál te strenge straf?
Verbeurde ik met getreur de liefde Gods?
Vervulde uw gunst uw gunsteling met trots,
Dat Gij mij slingert in dit grondloos graf
En mij verplettert onder blokken rots?
Den slaaf verslaat, die aan zijn voeten lag
En de oogen ópsloeg met een zoeten lach
Van liefde en trouw, versloeg mij, God, uw wil.
Voelde ik me uw kind niet? 'k Zong of zweeg maar stil,
Al naar 't bevel, dat in uw liefde ik zag.
En zonder lied was droef en dor mijn dag,
Doch klonk mijn lied, November leek me April.
Waaróm nu wendt ge uw aanschijn van mij af?
Waarmee verdiende ik de ál te strenge straf?
Verbeurde ik met getreur de liefde Gods?
Vervulde uw gunst uw gunsteling met trots,
Dat Gij mij slingert in dit grondloos graf
En mij verplettert onder blokken rots?