02.08.2012, 19:05
.
Mijn kindertuin met roode klinkerpaadjes,
Waar turksche boonen bloeiden, blank en rood,
Waar 'k droomde, blij met lenteblauw en blaadjes
En meeze of meerl, die in den peerlaar floot!
Waar 'k, pooplend hoopvol, zaaide blonde zaadjes,
Die 'k, vroom vertrouwende, elken dag begoot,
Waar 'k wel verstond der winden suizelpraatjes,
O kindertuin, zoo klein en toch zoo groot!
Fluweelig geelbruin, bloeiden violieren
En, wassig blank, de sterren van jasmijn.
En ‘schilderswanhoop’ mocht de randen sieren
En koel citroenkruid geurde, frisch en fijn.
O 'k hoor nog luid de vogels tierelieren:
- ‘Hoe blijde en veilig, klein een kind te zijn!’
Mijn kindertuin met roode klinkerpaadjes,
Waar turksche boonen bloeiden, blank en rood,
Waar 'k droomde, blij met lenteblauw en blaadjes
En meeze of meerl, die in den peerlaar floot!
Waar 'k, pooplend hoopvol, zaaide blonde zaadjes,
Die 'k, vroom vertrouwende, elken dag begoot,
Waar 'k wel verstond der winden suizelpraatjes,
O kindertuin, zoo klein en toch zoo groot!
Fluweelig geelbruin, bloeiden violieren
En, wassig blank, de sterren van jasmijn.
En ‘schilderswanhoop’ mocht de randen sieren
En koel citroenkruid geurde, frisch en fijn.
O 'k hoor nog luid de vogels tierelieren:
- ‘Hoe blijde en veilig, klein een kind te zijn!’