02.08.2012, 19:04
.
In wuivend wit van lange fladderkielen,
Kleuren de schilders roomeblank de huizen.
En blonde kindren blazen donzen pluizen,
In lentegras, waar bloemekaarsjes krielen.
Ik hoor den Meiwind door de meien suizen
Van meidoorn rood, waarvan al bloemen vielen,
Gedempt geluid van verre wagenwielen
En van het water kabblende aan de sluizen.
Blauw-regen bengelt over lage muren.
'k Hoor muschjes kwettren en een merel fluiten
En duiven klapwieke' in den puur-azuren
Bezonden hemel. - Al nu lokt naar buiten.
'k Wil in den Mei mij blij vermeien, uren,
Tot de avond laaie in 't rozevuur der ruiten.
In wuivend wit van lange fladderkielen,
Kleuren de schilders roomeblank de huizen.
En blonde kindren blazen donzen pluizen,
In lentegras, waar bloemekaarsjes krielen.
Ik hoor den Meiwind door de meien suizen
Van meidoorn rood, waarvan al bloemen vielen,
Gedempt geluid van verre wagenwielen
En van het water kabblende aan de sluizen.
Blauw-regen bengelt over lage muren.
'k Hoor muschjes kwettren en een merel fluiten
En duiven klapwieke' in den puur-azuren
Bezonden hemel. - Al nu lokt naar buiten.
'k Wil in den Mei mij blij vermeien, uren,
Tot de avond laaie in 't rozevuur der ruiten.