02.08.2012, 18:53
.
'k Weet niet waarom ik moet dien boom gedenken,
Dien jongen boom, die in mijn tuintje stond,
Wien nooit de Mei zijn kroon van bloei kwam schenken,
Wien nooit het Najaar purpren vruchten zond.
Ik zie hem droef met bloeiloos groen mij wenken.
Zijn ruigen stam doorgroefde een diepe wond.
Ik weet niet wie zoo wreed dien boom wou krenken.
Stil vloot zijn bloed, in zonlicht blonk het blond.
Ik droeg, als hij, in Mei, geen bloei van weelde,
Ik droeg, in 't najaar, Levens vruchten niet.
Alleen een kleine grijze vogel kweelde
Voor mij zijn roerend lief-eentonig lied,
Terwijl de wond, - mijn wond, die nimmer heelde -
Mijn hartbloed schreide en toch mij leven liet.
'k Weet niet waarom ik moet dien boom gedenken,
Dien jongen boom, die in mijn tuintje stond,
Wien nooit de Mei zijn kroon van bloei kwam schenken,
Wien nooit het Najaar purpren vruchten zond.
Ik zie hem droef met bloeiloos groen mij wenken.
Zijn ruigen stam doorgroefde een diepe wond.
Ik weet niet wie zoo wreed dien boom wou krenken.
Stil vloot zijn bloed, in zonlicht blonk het blond.
Ik droeg, als hij, in Mei, geen bloei van weelde,
Ik droeg, in 't najaar, Levens vruchten niet.
Alleen een kleine grijze vogel kweelde
Voor mij zijn roerend lief-eentonig lied,
Terwijl de wond, - mijn wond, die nimmer heelde -
Mijn hartbloed schreide en toch mij leven liet.