02.08.2012, 18:53
.
'k Verleerde al lang mijn bleeken Dag te vragen:
- ‘O bleeke Dag! wat bergt gij in uw kleed?
Een schoone vreugde? - een groot verheven leed?
Zal 'k jubelzingen? - zal ik weeëklagen?’
Ik laat hem zwijgend binnen, wijl ik weet
Hoe leeg zijn aschgrauw kleed is en hoe tragen
Zijn schreden, loom van 't zelfde zelf te dragen.
Hij maakt de lucht te kil voor lach of kreet.
Zijn oogen staren, hol en grijs, en dwingen
Mijn blik hem áan te schouwen, uur aan uur.
Hij roept en groept mijn droeve erinneringen
En teekent beelden op den kamermuur.
Hij vraagt waarom en hoont me als ik wil zingen
En wijst me een graf, waar 'k zien wil heeml-azuur.
'k Verleerde al lang mijn bleeken Dag te vragen:
- ‘O bleeke Dag! wat bergt gij in uw kleed?
Een schoone vreugde? - een groot verheven leed?
Zal 'k jubelzingen? - zal ik weeëklagen?’
Ik laat hem zwijgend binnen, wijl ik weet
Hoe leeg zijn aschgrauw kleed is en hoe tragen
Zijn schreden, loom van 't zelfde zelf te dragen.
Hij maakt de lucht te kil voor lach of kreet.
Zijn oogen staren, hol en grijs, en dwingen
Mijn blik hem áan te schouwen, uur aan uur.
Hij roept en groept mijn droeve erinneringen
En teekent beelden op den kamermuur.
Hij vraagt waarom en hoont me als ik wil zingen
En wijst me een graf, waar 'k zien wil heeml-azuur.