02.08.2012, 17:23
.
Gelijk de bruinverweerde visscher, die moet sleuren,
De ruige rotsen óp, zijn loodzwaar net vol visschen,
Niet kán genieten kalm en blij van avondfrisschen
Fluweelen zeewind en geheimvol golvenneuren,
Doch moeizaam sleept hij mee zijn doode vracht, met wisschen
Van zweet, dat wreed verblindt voor zee- en hemelkleuren,
En 't vloeiend parelmoer, waaruit hij buit kon beuren,
Is hém geen vreugd; - zoo sleur ik doode heugenissen.
Hoe moede en zwoegend sleep ik voort mijn doode dagen!
'k Moet met die zilte prooi verlengen bitter leven.
En daaglijks zwaarder wordt mijn doode last te dragen.
En droomig avondrood noch teeder nevel-beven
Mag de afgematte ziel, die niets meer kan dan klagen,
De jonge extase om Levens schoonheid wedergeven.
Gelijk de bruinverweerde visscher, die moet sleuren,
De ruige rotsen óp, zijn loodzwaar net vol visschen,
Niet kán genieten kalm en blij van avondfrisschen
Fluweelen zeewind en geheimvol golvenneuren,
Doch moeizaam sleept hij mee zijn doode vracht, met wisschen
Van zweet, dat wreed verblindt voor zee- en hemelkleuren,
En 't vloeiend parelmoer, waaruit hij buit kon beuren,
Is hém geen vreugd; - zoo sleur ik doode heugenissen.
Hoe moede en zwoegend sleep ik voort mijn doode dagen!
'k Moet met die zilte prooi verlengen bitter leven.
En daaglijks zwaarder wordt mijn doode last te dragen.
En droomig avondrood noch teeder nevel-beven
Mag de afgematte ziel, die niets meer kan dan klagen,
De jonge extase om Levens schoonheid wedergeven.