.
- ‘Mijn hart is moe: het heeft zóoveel geleden.
't Werd fel gestriemd door wreede geeselroeden,
Om 't heilig vuur, dat God mij gaf te hoeden,
Om zangen zoet, die God mij gaf als beden.’
- ‘O lief! mijn lief! ik zal u ál vergoeden
Wat andren, laag-verraderlijk, misdeden.
Uw smartdoorvlijmd, door haat en hoon vertreden
Arm hart vol zangen! - nu zal 't nooit meer bloeden.’
De popelrij, op gele Octoberluchten,
Geleek een gouden voorhang tusschen aarde
En hemel, zacht bewogen door de zuchten
Van Zaalgen, wandlende in de Weeldegaarde.
En rijp aroom van ongeziene vruchten
Was in den wind, die zeegnende ommewaarde.
- ‘Mijn hart is moe: het heeft zóoveel geleden.
't Werd fel gestriemd door wreede geeselroeden,
Om 't heilig vuur, dat God mij gaf te hoeden,
Om zangen zoet, die God mij gaf als beden.’
- ‘O lief! mijn lief! ik zal u ál vergoeden
Wat andren, laag-verraderlijk, misdeden.
Uw smartdoorvlijmd, door haat en hoon vertreden
Arm hart vol zangen! - nu zal 't nooit meer bloeden.’
De popelrij, op gele Octoberluchten,
Geleek een gouden voorhang tusschen aarde
En hemel, zacht bewogen door de zuchten
Van Zaalgen, wandlende in de Weeldegaarde.
En rijp aroom van ongeziene vruchten
Was in den wind, die zeegnende ommewaarde.