01.08.2012, 19:13
.
De zomerzon, die stond, een blonde stoker,
In 't barnend dagblauw, zwemt in wondenbloed
En overstroomt het koorngeel met een vloed
Van laaiend vermiljoen en vlammende oker.
Gelijk een hart, dat, moe, nog zwoegen moet,
In verre een smidse, klopt een late moker.
Geheimvol wordt het woud, als dreigde een spook er,
Spelonk vol donker vóor mijn bangen voet.
'k Wil hier nog toeven, tot de kleuren flauwen
En sterven droeve in weeke wazen weg
En sterren bloeie' in bleeke luchtlandouwen.
Nog leeft, vol leekend zonnebloed, de weg,
Nog vlamt, een sprokevogel om te aanschouwen,
De roode lap, die klapwiekt oovr een heg.
De zomerzon, die stond, een blonde stoker,
In 't barnend dagblauw, zwemt in wondenbloed
En overstroomt het koorngeel met een vloed
Van laaiend vermiljoen en vlammende oker.
Gelijk een hart, dat, moe, nog zwoegen moet,
In verre een smidse, klopt een late moker.
Geheimvol wordt het woud, als dreigde een spook er,
Spelonk vol donker vóor mijn bangen voet.
'k Wil hier nog toeven, tot de kleuren flauwen
En sterven droeve in weeke wazen weg
En sterren bloeie' in bleeke luchtlandouwen.
Nog leeft, vol leekend zonnebloed, de weg,
Nog vlamt, een sprokevogel om te aanschouwen,
De roode lap, die klapwiekt oovr een heg.