01.08.2012, 19:05
.
Gelijk een moede vrouw, die weifelend doorkwijnt
Haar leeg en lijdend leven, - hoopvol morgenrood
Van kinderwange' ontbloeide nooit haar droeven schoot,
En ál haar eenzaam denke' is peinzen over 't eind;
Zij vond geen sterken plicht, die leven haar gebood.
Een dwanggedachte bang haar zwakken wil doorpijnt:
‘'t Is beter - zou ik zelf... dat éen als ik verdwijnt,
Die leeft van tranenzilt erinnringsbitter brood.’
En toch, wanneer zij dorst vermeetle handen slaan
In 't vreemdgeweven web van eigen levenslot,
Hoe bluschte wel een kus, een enkle meêlijtraan,
De wilde wanhoopsvlam, gevoed door leed en spot.
Zoo wacht mijn bleeke ziel - o zie haar lievende aan! -
Gedwee, in vroom geduld, haar wederkeer tot God.
Gelijk een moede vrouw, die weifelend doorkwijnt
Haar leeg en lijdend leven, - hoopvol morgenrood
Van kinderwange' ontbloeide nooit haar droeven schoot,
En ál haar eenzaam denke' is peinzen over 't eind;
Zij vond geen sterken plicht, die leven haar gebood.
Een dwanggedachte bang haar zwakken wil doorpijnt:
‘'t Is beter - zou ik zelf... dat éen als ik verdwijnt,
Die leeft van tranenzilt erinnringsbitter brood.’
En toch, wanneer zij dorst vermeetle handen slaan
In 't vreemdgeweven web van eigen levenslot,
Hoe bluschte wel een kus, een enkle meêlijtraan,
De wilde wanhoopsvlam, gevoed door leed en spot.
Zoo wacht mijn bleeke ziel - o zie haar lievende aan! -
Gedwee, in vroom geduld, haar wederkeer tot God.