01.08.2012, 19:04
.
O bleek gelaat met koude staalblauwe oogen
En strenge trekken, rein doch marmerhard!
Wat ziet uw blik, in staren kil verstard,
Waar nimmr in welde een traan van mededoogen?
Ik zoek vergeefs naar 't gloeien van uw hart:
't Klopt ijzig-kalm, als door een rad bewogen.
Gij leidt me altijd langs nevelovertogen
Eindloozen weg van ónbeklaagde smart.
O twijgen kleppren, wolken grijnzen... kouder
Rilt wind van schemer door mijn grijzend haar...
O levensmoe nu leune' aan Liefde's schouder,
Of 'k weêr een droomend, pooplend meisje waar!
Vertel me een sprookje en vlei met droomen... Blauwde er,
Aan 't eind van 't pad, geen hemel bove' een baar?
O bleek gelaat met koude staalblauwe oogen
En strenge trekken, rein doch marmerhard!
Wat ziet uw blik, in staren kil verstard,
Waar nimmr in welde een traan van mededoogen?
Ik zoek vergeefs naar 't gloeien van uw hart:
't Klopt ijzig-kalm, als door een rad bewogen.
Gij leidt me altijd langs nevelovertogen
Eindloozen weg van ónbeklaagde smart.
O twijgen kleppren, wolken grijnzen... kouder
Rilt wind van schemer door mijn grijzend haar...
O levensmoe nu leune' aan Liefde's schouder,
Of 'k weêr een droomend, pooplend meisje waar!
Vertel me een sprookje en vlei met droomen... Blauwde er,
Aan 't eind van 't pad, geen hemel bove' een baar?