01.08.2012, 19:01
.
Mij kwelt een Wee en 'k weet niet wát mij kwelt...
Het vlijmt als wroeging over plichtverzuim.
't Heeft tusschen mij en reinblauw hemelruim
Een ondoordringbren nevelmuur gesteld.
Het bluscht mijn blije lichte lenteluim,
't Vermoordt mijn vreugd, het doet mijn hoop geweld;
Het rooft mij 't rood van tulpe- en rozeveld
En 't rozigblank van appelbloemenschuim.
O trouwe Lief! strek uit uw sterke hand
En dood den vijand, die niet wijken wil!
O wonderdoener, die daemonen bant!
Uw tooverspreuk maakt Wee wel even stil,
Doch 't wreekt zich wreed tot, wanhoop-overmand,
Ik zwijmend neerzijg met een zwakken gil.
Mij kwelt een Wee en 'k weet niet wát mij kwelt...
Het vlijmt als wroeging over plichtverzuim.
't Heeft tusschen mij en reinblauw hemelruim
Een ondoordringbren nevelmuur gesteld.
Het bluscht mijn blije lichte lenteluim,
't Vermoordt mijn vreugd, het doet mijn hoop geweld;
Het rooft mij 't rood van tulpe- en rozeveld
En 't rozigblank van appelbloemenschuim.
O trouwe Lief! strek uit uw sterke hand
En dood den vijand, die niet wijken wil!
O wonderdoener, die daemonen bant!
Uw tooverspreuk maakt Wee wel even stil,
Doch 't wreekt zich wreed tot, wanhoop-overmand,
Ik zwijmend neerzijg met een zwakken gil.