01.08.2012, 18:58
.
De maan beschijnt den schrijnendwitten muur,
Waartege' een leiboom star te lijden staat.
Haar bolgezwollen krijtbleek lijkgelaat
Verschrikt een wolkje aan 't harde nachtazuur.
Een bloedigroode droeve klimroos laat
Haar blaadren valle' als bange tranen, 't uur
Galmt dreigend twaalfmaal, d' àl te kleinen duur
Verkondend tusschen leven en te laat.
Dan zijgt de loome droomenstilte weer,
Tot plots een perzik, met een zachten plof,
Valt, rijp en donzig, van den leiboom neer.
En, of die purpren vruchteval hem trof,
Klaagt, ritslend, half in slaap, een vogel teêr.
- Dan zwijge' als wachte' op onheil, zwaar en dof.
De maan beschijnt den schrijnendwitten muur,
Waartege' een leiboom star te lijden staat.
Haar bolgezwollen krijtbleek lijkgelaat
Verschrikt een wolkje aan 't harde nachtazuur.
Een bloedigroode droeve klimroos laat
Haar blaadren valle' als bange tranen, 't uur
Galmt dreigend twaalfmaal, d' àl te kleinen duur
Verkondend tusschen leven en te laat.
Dan zijgt de loome droomenstilte weer,
Tot plots een perzik, met een zachten plof,
Valt, rijp en donzig, van den leiboom neer.
En, of die purpren vruchteval hem trof,
Klaagt, ritslend, half in slaap, een vogel teêr.
- Dan zwijge' als wachte' op onheil, zwaar en dof.