01.08.2012, 18:45
.
Ik stond waar blonk een hemelblauwe plas,
Waar lentewolken gleeën overheen,
Zoo blank en slank dat elke een engel scheen,
En droomde vroom dat dit de hemel was.
- ‘O dat mijn ziel met de englen zich vereen!’
Maar 't water koel mij van mijn waan genas.
En 'k boog het hoofd als wie in menschenras
Alom een god zocht en hij vond er geen.
Nu sta ik starende in het kalm azuur
Van 't onbewogen meer, hoewel ik weet,
't Is maar een spiegel waar ik trouw in tuur.
Wellicht krioelen onder 't stralend kleed
Gedrochte' afzichtlijk, maar ik droom het puur,
Wijl zich ten hoogen niet mijn blik vermeet.
Ik stond waar blonk een hemelblauwe plas,
Waar lentewolken gleeën overheen,
Zoo blank en slank dat elke een engel scheen,
En droomde vroom dat dit de hemel was.
- ‘O dat mijn ziel met de englen zich vereen!’
Maar 't water koel mij van mijn waan genas.
En 'k boog het hoofd als wie in menschenras
Alom een god zocht en hij vond er geen.
Nu sta ik starende in het kalm azuur
Van 't onbewogen meer, hoewel ik weet,
't Is maar een spiegel waar ik trouw in tuur.
Wellicht krioelen onder 't stralend kleed
Gedrochte' afzichtlijk, maar ik droom het puur,
Wijl zich ten hoogen niet mijn blik vermeet.