31.07.2012, 19:34
.
Eens droeg mij 't wentlen van het wereldwiel
Waar leefde, een schim, vervreemd, mijn Vroeger-Ik.
Mijn Ik-van-heden mat met strengen blik
Haar oudre zuster, bleeke smeekling, viel
Die haar te voet en, de oogen wijd van schrik,
Bad zij: - ‘O ween met mij, die voor u kniel!
Zijn wij niet beiden kindren van één ziel,
Ik, heel 't verleden, gij, dit oogenblik?’
Toen, hoogmoedsdronken, hoonde ik en verstiet
Mijn Vroeger-Ik, wreed scheurde ik van mijn kleed
Haar teedre handen: - ‘Ga! ik ken u niet!’
- ‘Zij 't u vergeven zoo gij mij vergeet,
Doch wees gevloekt, verloochent gij mijn lied,
Mijn troost, mijn trots, mijn kind van liefde en leed!’
Eens droeg mij 't wentlen van het wereldwiel
Waar leefde, een schim, vervreemd, mijn Vroeger-Ik.
Mijn Ik-van-heden mat met strengen blik
Haar oudre zuster, bleeke smeekling, viel
Die haar te voet en, de oogen wijd van schrik,
Bad zij: - ‘O ween met mij, die voor u kniel!
Zijn wij niet beiden kindren van één ziel,
Ik, heel 't verleden, gij, dit oogenblik?’
Toen, hoogmoedsdronken, hoonde ik en verstiet
Mijn Vroeger-Ik, wreed scheurde ik van mijn kleed
Haar teedre handen: - ‘Ga! ik ken u niet!’
- ‘Zij 't u vergeven zoo gij mij vergeet,
Doch wees gevloekt, verloochent gij mijn lied,
Mijn troost, mijn trots, mijn kind van liefde en leed!’