31.07.2012, 20:32
.
Hoe bleek en bevend brandt mijn levensvlam,
Een dwaallicht zwevende over 't week moeras,
Waar leste lente lokte in golvend gras
Een zingend kind, dat zwervend sterven kwam!
Hoe droeve en troebel kwijnt ze, een wiek van was,
Beschijnend vaag een zieke lijdenslam,
Bij 't zwarte fleschje waar de kranke uit nam
Verraderlijk venijn, dat geen genas!
En lager, àlle dagen lager, zonk
Mijn levensvlam tot, lauw in grauw van asch,
Een smeulend doffe spokigroode vonk,
Mij starende aan of 't oog van Noodlot was,
Uit leeggebrande koude haardspelonk,
Waarbij weleer 'k mijn boek van leven las.
Hoe bleek en bevend brandt mijn levensvlam,
Een dwaallicht zwevende over 't week moeras,
Waar leste lente lokte in golvend gras
Een zingend kind, dat zwervend sterven kwam!
Hoe droeve en troebel kwijnt ze, een wiek van was,
Beschijnend vaag een zieke lijdenslam,
Bij 't zwarte fleschje waar de kranke uit nam
Verraderlijk venijn, dat geen genas!
En lager, àlle dagen lager, zonk
Mijn levensvlam tot, lauw in grauw van asch,
Een smeulend doffe spokigroode vonk,
Mij starende aan of 't oog van Noodlot was,
Uit leeggebrande koude haardspelonk,
Waarbij weleer 'k mijn boek van leven las.