31.07.2012, 17:06
.
Toen zag ik vóor een sombre wolkengrot,
In grijze pij een grijzen kluizenaar,
't Eerwaardig hoofd omgolfd van lang wit haar,
In diepe extase knielend voor zijn God.
En van dien God verkondden zaalge maar
Drie Englen blank die, volgend Gods gebod,
Dien reinen heilge ver van wereldspot,
Blij benedijdden met een grootsch gebaar.
Toen werd de vloer van wolken waar op stond
Die groep van Englen een saffieren straat,
Als in 't Beloofd Jerusalem, bezond
Door Godes blik en vóor 't verklaard gelaat
Verrees, geweldig welvend reuzig rond,
De Paerelpoort, die eens hem opengaat.
Toen zag ik vóor een sombre wolkengrot,
In grijze pij een grijzen kluizenaar,
't Eerwaardig hoofd omgolfd van lang wit haar,
In diepe extase knielend voor zijn God.
En van dien God verkondden zaalge maar
Drie Englen blank die, volgend Gods gebod,
Dien reinen heilge ver van wereldspot,
Blij benedijdden met een grootsch gebaar.
Toen werd de vloer van wolken waar op stond
Die groep van Englen een saffieren straat,
Als in 't Beloofd Jerusalem, bezond
Door Godes blik en vóor 't verklaard gelaat
Verrees, geweldig welvend reuzig rond,
De Paerelpoort, die eens hem opengaat.