30.07.2012, 17:28
Troost.
Ik kwam tot u, Poëten en Profeten,
Jong hoopvol kind, geluk en waarheid zoeken.
Doch dit alleen vond ik in ál uw boeken:
Al wat ik weet is dat ik nooit zal weten.
Zal ik nu 't Leven zeegnen of vervloeken
Dat, Maja's sluier van 't gelaat gereten,
Vlood, toen ik, droomende aan uw schoot gezeten,
Niet zag tijds'droefheid loerende in de hoeken?
Moge u geen Zijn-ontraadseling gelukken,
O zachte Zangers!'k wil op u niet toornen,
Al slaapt mijn doode Jeugd, die nooit mocht plukken
Haar vreugderozen, onder wanhoopsdoornen.
De paradijsbloem van mijn zielsverrukken
Bloeide in uw hoven, Schoonheids Uitverkoornen!
Ik kwam tot u, Poëten en Profeten,
Jong hoopvol kind, geluk en waarheid zoeken.
Doch dit alleen vond ik in ál uw boeken:
Al wat ik weet is dat ik nooit zal weten.
Zal ik nu 't Leven zeegnen of vervloeken
Dat, Maja's sluier van 't gelaat gereten,
Vlood, toen ik, droomende aan uw schoot gezeten,
Niet zag tijds'droefheid loerende in de hoeken?
Moge u geen Zijn-ontraadseling gelukken,
O zachte Zangers!'k wil op u niet toornen,
Al slaapt mijn doode Jeugd, die nooit mocht plukken
Haar vreugderozen, onder wanhoopsdoornen.
De paradijsbloem van mijn zielsverrukken
Bloeide in uw hoven, Schoonheids Uitverkoornen!