30.07.2012, 13:10
.
Gelijk een vogel in een volle straat,
Waar tusschen dreigend donkre dubbelrij
Van zwarte huizen 't licht niet durft voorbij
Eu vunze walm uit krot en kelder slaat,
Zijn heldre stem verheft en zingt van Mei,
Van weide en veld en bosch dat bloeien gaat,
Hoog boven schor geschreeuw en druk gepraat
Van morsig volk, doch geen maakt lenteblij; -
Zoo zingt mijn Ziel hoog boven 't Leven uit,
Verdoolde vogel, ver van bosch en bron,
Al luistert geen naar 't hoopvol lentgeluid.
Zing niet te luid van lente-azuur en zon!
Gij vielt, o Ziel! cipier of beul ten buit,
Zoo 't volk begrijpen en u grijpen kon.
Gelijk een vogel in een volle straat,
Waar tusschen dreigend donkre dubbelrij
Van zwarte huizen 't licht niet durft voorbij
Eu vunze walm uit krot en kelder slaat,
Zijn heldre stem verheft en zingt van Mei,
Van weide en veld en bosch dat bloeien gaat,
Hoog boven schor geschreeuw en druk gepraat
Van morsig volk, doch geen maakt lenteblij; -
Zoo zingt mijn Ziel hoog boven 't Leven uit,
Verdoolde vogel, ver van bosch en bron,
Al luistert geen naar 't hoopvol lentgeluid.
Zing niet te luid van lente-azuur en zon!
Gij vielt, o Ziel! cipier of beul ten buit,
Zoo 't volk begrijpen en u grijpen kon.