Themabewertung:
  • 0 Bewertung(en) - 0 im Durchschnitt
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Lentestormen (2)
#1
Lentestormen.

I.


Hoog boven 't land, vergrijsd van 't gaan der dagen,

Hoor 'k al van ver der Lente vleugelzoeven

En de Aard, doorploegd van donkre doodengroeven,

Bleek, met geheven boomenarmen, klagen:



- ‘O wilde wind der Lente! wil nog toeven,

Tot zelve ik u zal nieuwe zaden vragen.

'k Ben zeer vermoeid van loof- en bloemendragen

Voor zóo ondankbre schepslen, de altijd-droeven.



De groene mantel dien 'k mijzelv' moet weven

Verwelkt te snel, niet loonend zóoveel ijver;

Wat Lent mij gaf, moet ik den Herfst weer geven.



O wekker tot schijnleven, rustverdrijver!

Deed ik uw wil niet? Laat nu 't zijn mij leven,

Lotus van droom gewiegd op wijsheid-vijver!’



II.

Rood goudwaas gloort door 't wintergrijs der twijgen;

Kastanjeknoppen zijn de huls ontkropen;

Heel kleine bloempjes pooplen met half open

Mondjes en oogjes, of ze een zonlach krijgen.



O de eerste blaadjes zijn al uitgeloopen!

O lentedronken jubelvogels stijgen

In 't klare blauw en, bleek, in droomend zwijgen,

Wandelen meisjes, wachtend wat zij hopen.



En de Aard berust, wijl zich niet kán verzetten

De oproer'ge wil: nieuw leven moet zij baren,

Moedloos en moe, zich voegen naar de Wetten.



Slavin en slavenmoeder, biedt zij t paren

Een geur'ge bruidsponde overspreid met netten,

Die ze eeuwig weeft uit de eigen smijd'ge haren.
Zitieren


Gehe zu:


Benutzer, die gerade dieses Thema anschauen: 1 Gast/Gäste
Forenfarbe auswählen: