30.07.2012, 09:39
.
Aarzlend betreed ik, vromer nog en blooder
Dan 't blootvoets kindje een kathedraal vol psalmen,
Uw hooge zaal, vol zacht geruisch van palmen,
O reine Geest! o heil'ge Passiedooder!
Traag schrijdend draag ik in den krachtig-kalmen
Adem van d'avond, 't hart dat vlamde al rooder
En rooder in mijn borst: die menschvergoder
Wil langer niet bij schijn en schepsel talmen.
Neem uit mijn handen, eer 't mij gansch verbrande,
O Gij dien 'k voel mijn groot verlangen zegenen!
Dit arm krank hart als vlammende offerande.
Laat op mijn aanschijn uw genade regenen,
Dat zonder zonde ik leve en veilig lande
- Zoo weze uw wil! - in 't Rijk der Aarde-ontstegenen!
Aarzlend betreed ik, vromer nog en blooder
Dan 't blootvoets kindje een kathedraal vol psalmen,
Uw hooge zaal, vol zacht geruisch van palmen,
O reine Geest! o heil'ge Passiedooder!
Traag schrijdend draag ik in den krachtig-kalmen
Adem van d'avond, 't hart dat vlamde al rooder
En rooder in mijn borst: die menschvergoder
Wil langer niet bij schijn en schepsel talmen.
Neem uit mijn handen, eer 't mij gansch verbrande,
O Gij dien 'k voel mijn groot verlangen zegenen!
Dit arm krank hart als vlammende offerande.
Laat op mijn aanschijn uw genade regenen,
Dat zonder zonde ik leve en veilig lande
- Zoo weze uw wil! - in 't Rijk der Aarde-ontstegenen!