29.07.2012, 16:22
.
Maanblanke nacht lag kalm in 't dal gevlijd,
Ademend vrede. - En 'k droomde dat ik droeg,
Onder een blauwen mantel, dien ik sloeg
Dicht om mijn boezem, warm van veiligheid,
Een vogelzwerm, die vleugelkleppend vroeg
Om vrij te stijgen in Gods heerlijkheid.
Doch roerloos zwijgen had 'k hun opgeleid:
‘Neen, teedre kweelers, wacht! nog is 't te vroeg.’
En, kronklend als een gordel rond mijn schoot,
Droeg ik een slang, mij foltrend met geknaag.
- ‘O martel mij! maak niet mijn vooglen dood!’
Steil was mijn rotsweg en mijn tred werd traag,
Van daagraadsbloei tot bloedig avondrood.
Doch 'k zegevierde en hield de slang omlaag.
Maanblanke nacht lag kalm in 't dal gevlijd,
Ademend vrede. - En 'k droomde dat ik droeg,
Onder een blauwen mantel, dien ik sloeg
Dicht om mijn boezem, warm van veiligheid,
Een vogelzwerm, die vleugelkleppend vroeg
Om vrij te stijgen in Gods heerlijkheid.
Doch roerloos zwijgen had 'k hun opgeleid:
‘Neen, teedre kweelers, wacht! nog is 't te vroeg.’
En, kronklend als een gordel rond mijn schoot,
Droeg ik een slang, mij foltrend met geknaag.
- ‘O martel mij! maak niet mijn vooglen dood!’
Steil was mijn rotsweg en mijn tred werd traag,
Van daagraadsbloei tot bloedig avondrood.
Doch 'k zegevierde en hield de slang omlaag.